'Ik was altijd bang dat er een berg coke op tafel lag'
In haar puberteit gedroeg collega Aafke* zich opstandig, was ze ongemotiveerd en ging ze om met ‘verkeerde lui’. Wat niemand wist was dat ze opgroeide met drugsverslaafde ouders, en dat haar slechte gedrag een schreeuw om aandacht was.
Aafke, nu in de veertig, groeide op in een Caraïbisch-Nederlands gezin. Haar ouders waren in de jaren zeventig naar Nederland gekomen omdat ze goede verhalen hadden gehoord over de werkgelegenheid in Nederland. “Ze waren nog heel jong, 18 en 22, toen ze zich hier vestigden, met enkel een oom in de buurt,” vertelt ze. “Mijn vader vond een baan bij een drukkerij, maar op een gegeven moment kwam hij daar in de problemen vanwege drugsgebruik. In die tijd was het een soort trend om drugs te gebruiken en ook in hun vriendenkring was drugsgebruik ‘normaal’. Toen mijn vader zijn baan verloor vond hij het niet nodig om te gaan solliciteren. Een uitkering vond hij ook wel prima en ook mijn moeder had daar vrede mee. Ze gingen vaak samen uit, gebruikten cocaïne en leefden in een soort bubbel. Toen mijn moeder in verwachting was van mij is ze naar eigen zeggen wel tijdelijk gestopt met drugs, maar na mijn geboorte is ze opnieuw begonnen. Mijn ouders wisten hun drugsgebruik wel goed verborgen te houden; ik mocht er ook niet openlijk over praten. Ik was een vrolijk kind, hield van zingen. Maar mijn leven had ook een schaduwkant. Ik voelde me anders dan andere kinderen. Wist dat het er bij ons thuis anders aan toe ging dan in de meeste gezinnen.”
“In de pubertijd werd ik opstandig en ging ik om met verkeerde lui. Ik was ook niet gemotiveerd om naar school te gaan. Het liefst wilde ik jong gaan werken om te ontsnappen aan thuis. Vriendjes en vriendinnetjes kon ik nooit meenemen naar huis omdat ik bang was dat er een berg coke op tafel lag. Ik vind dat – nog steeds – heel pijnlijk en neem mijn ouders dat kwalijk. Tijdens vakanties werd ik vaak naar mijn oma gestuurd. Dat was een veilige plek, maar mijn oma was wel streng. Ze is nooit met de tijd meegegaan. Mijn oma wist wel dat het thuis niet goed ging, maar daarover zweeg ze. Het was taboe.”
Beroerte
Pas toen Aafke een vriend kreeg, zag ze dat het ook anders kon. “Hij had een goede band met zijn moeder. Zij was erg zorgzaam. Toen ik 22 was ben ik bij hen ingetrokken en dat was ontzettend wennen. Nooit eerder had iemand aan mij gevraagd hoe het met me ging. Of: kan ik iets voor je doen? Omdat mijn ouders zo afhankelijk waren van drugs, heb ik er een afkeer voor ontwikkeld. Mijn ouders hebben nooit hulp gezocht. Pas toen mijn moeder een beroerte kreeg was dat blijkbaar zo’n eyeopener dat mijn vader is gaan minderen. Mijn moeder gebruikt niet meer. De rechterzijde van haar lichaam is verlamd, op haar arm en been na. Toen mijn zoon geboren werd dacht ik dat mijn band met mijn ouders zou verbeteren. Ik hoopte dat ze het ánders, beter, zouden doen. De werkelijkheid is dat ze geen interesse tonen in mijn zoon. Als ze bellen is het: wij hebben dit en dat nodig. Kun jij dat voor ons doen? Ze zijn nog steeds egoïstisch en dat heeft me diep geraakt.”
Zelf heb ik wel in therapie gezeten om mijn jeugd te verwerken. Ik weet inmiddels dat ík ook een stem heb. Een rotdag is nog geen rotleven. Toch had ik liever eerder hulp gehad; dan had ik eerder geweten dat ik niet de enige in deze situatie was. Daarom ben ik blij dat er steeds meer aandacht komt voor KOPP/KOV-kinderen. Ik zou heb willen meegeven dat ze weliswaar in deze situatie zitten, maar dat ze echt nog wel iets van hun leven kunnen maken. Er is licht aan het einde van de tunnel."
*Aafke is een gefingeerde naam.
KOPP/KOV
KOPP/KOV staat voor Kinderen van Ouders met Psychische Problemen (KOPP) en Kinderen van Ouders met Verslavingsproblemen (KOV). Het kan gaan om één of beide ouders. De problematiek van de ouder(s) heeft vaak gevolgen voor het hele gezin. Indigo biedt trainingen voor deze kinderen.